In de loop van de tachtiger jaren van de vorige eeuw begon het langzaam gemeengoed te worden: computerspelletjes. Vaak waren deze digitale spelletjes nog gebaseerd op analoge equivalenten. Mooie voorbeelden waren de jukebox, flipperkast, fruitmachine en andere spelletjes automaten zoals die overal in horecagelegenheden of speelhallen te vinden waren.
Als je net zoals ik, maar lang genoeg op dezelfde school blijft les geven kun je er op wachten: op een gegeven moment krijg je het kroost van oud-leerlingen voor je neus. Het is dan erg leuk om te zien in hoeverre de jonge garde de streken en/of talenten van pa en/of ma die ik een fiks aantal jaren eerder in de les had, heeft meegekregen!
In de schooljaren 1984-1985 en 1985-1986 had ik Moniek Sommen in de HAVO tekenexamenklas. Ze heeft bij mij haar examen tekenen gedaan. Moniek was een wat bedeesde, lieve en aardige meid die haar waarschijnlijke onzekerheid camoufleerde met een enorme kuif zwart geverfd haar en nogal stevige make-up.
Ik wist dat ik het nog in mijn archief moest hebben zitten: een artikeltje uit de Volkskrant uit 1984. Het gaat over de macht van het beeld, en met name de horror- en geweldaspecten binnen televisieseries, speelfilms en videoclips. Deze beelden zouden zo overdonderend zijn dat de kijker geneigd zou zijn te denken dat er in het eigen leven totaal geen sensatie meer te vinden zou zijn.