De opdracht die vandaag de revue passeert is een gouwe ouwe uit de eerste jaren van mijn docentschap. In de brugklas en in de tweede klassen van zowel Stedelijk Gymnasium in Den Bosch als van de KSE in Etten-Leur hebben mijn (KSE-) collega’s en ik deze opdracht gegeven.
De opdracht is afkomstig uit het NVTO-Maandblad voor Beeldende Vorming wat aan het begin van de zeventiger jaren regelmatig opdrachten publiceerde van collega’s als voorbeelden van ‘good practice’ en waarvan ik als beginnend docentje dankbaar gebruik maakte. Een daarvan was ‘autovliegbootlocomofiets’, een opdracht waarbij op de fantasie van de leerling een beroep gedaan werd, maar ook op zijn waarnemingsvermogen.
De leerlingen moesten een fantasievoertuig ontwerpen waarin onderdelen van auto’s, vliegtuigen, schepen, locomotieven, en tenslotte natuurlijk een fiets moesten voorkomen. Deze onderdelen moesten natuurlijk wel herkenbaar en zo correct mogelijk worden weergegeven in het werkstuk en daarvoor diende beeldmateriaal (folders, krantenfoto’s, geïllustreerde tijdschriften) verzameld te worden om te kunnen gebruiken bij het kloppend natekenen van de gewenste onderdelen.
De techniek waarin gewerkt werd was pen en Oost-Indische inkt en penseel en gewassen inkt (inkt verdund met meer of minder water waardoor de verschillende grijstinten ontstonden). Onderstaande werkstukken zijn gemaakt in de lessen van van collega Pieter de Jong door leerlingen van Mavo2. Deze opdracht wordt thans niet meer gegeven maar heeft een ‘opvolger’ gekregen in de vorm van de opdracht ‘fantasievoertuig’. Daarover een volgende keer meer!