Deze pentekenopdracht uit de beginjaren van mijn carrière op de KSE-voor tweedeklassers uit 1975 is eigenlijk de basis en het startpunt gebleken voor een hele serie aanverwante opdrachten.
Toenmalig collega Wil Meeuwis leverde het idee: verdeel je tekenpapier in drie horizontale stroken. De middelste strook moet het breedst zijn, daar moet je schutting komen, de voorste strook wordt je voorgrond en de bovenste strook moet je gebruiken om te laten zien wat zich àchter de schutting bevindt plus de lucht.
Werk met pen en O.I. inkt en gebruik structuur, textuur en factuur: de structuur van het oppervlak is iedere eigenschap die laat zien hoe het onbewerkte, ruwe materiaal is opgebouwd (nerven en knoesten in hout of aders in marmer), de factuur is de wijze waarop het oppervlak van ruw materiaal is bewerkt (glad geschuurd, of met dikke verf grof beschilderd), de textuur is de zichtbare en/of voelbare aard van het oppervlak: de structuur en de factuur samen. In de schutting moet ook nog een poort zitten en je mag een aanplakbiljet en/of ‘schuttingtaal’ aanbrengen op je schutting (wel in het nette, dus niet zoals in het voorbeeld!) gebruik zo min mogelijk omtreklijnen.
Jaren later was het maar een kleine stap van deze ‘old school schuttingen’ naar graffitimuren zoals hieronder te zien zijn:
Deze opdracht heb ik, uitgebreid met een stukje eenpunts-lijnperspectief en met een of meerdere figuren, tot het laatste jaar van mijn docentschap gegeven.
Meer over het thema graffiti en hoe leerlingen daarmee in onder- en bovenbouw aan de slag gingen vind je hier en hier!