‘De stad’ is een opdracht die ik vanaf 1976 enige jaren met succes op de brugklas van de KSE gegeven heb. Net zoals meer opdrachten uit de beginperiode van mijn docentschap heb ik die ‘gepikt’ uit het NVTO–maandblad voor Beeldende Vorming (met dank aan collega Roel Elzinga) en enigszins aangepast naar mijn eigen inzichten. In deze opdracht leren de brugwuppen al meteen een groot aantal beeldaspecten kennen.
V.w.b. ruimte en diepte komen natuurlijk groot-gedetailleerd-dichtbij/ klein-vaag-veraf, overlapping en afsnijding aan de orde. Ook het werken in plans en het coulissenperspectief komen voorbij. Wat je allemaal kunt met potloden in diverse hardheids-/ zachtheidsgraden is ook een punt van aandacht en het hele verhaal van textuur, structuur en factuur is natuurlijk ook een belangrijk aspect: de structuur van het oppervlak is iedere eigenschap die laat zien hoe het onbewerkte, ruwe materiaal is opgebouwd (nerven en knoesten in hout of aders in marmer), de factuur is de wijze waarop het oppervlak van ruw materiaal is bewerkt (glad geschuurd, of met dikke verf grof beschilderd), de textuur is de zichtbare en/of voelbare aard van het oppervlak: de structuur en de factuur samen.
Leerlingen zoeken in het lokaal, op de speelplaats of thuis allerlei materialen op met enig reliëf er in. Ze leggen daar stukjes kopieerpapier of 120 grams tekenpapier op en gaan daar vervolgens met de zijkant van de punt van een hard of zacht potlood (dat kan een heel verschil maken) overheen: het z.g. ‘rubben‘. Zo maken ze de bouwstenen die ze voor hun tekening (eigenlijk is het een collage) gaan gebruiken. Vervolgens worden die ‘rub-resultaten’ geselecteerd, op maat en in vorm geknipt of gesneden en in de lijntekening van de stad gemonteerd. Men komt er dan bijvoorbeeld achter dat de rubbing over een roostertje een prima vulling kan zijn voor een wolkenkrabber: dat scheelt weer een hoop raampjes tekenen!
Uiteraard kwam er ook een stukje kunstbeschouwing beeldoriëntatie bij kijken. Dat ging in die jaren nog met prentenboeken en reproducties die de leerlingen per rij konden bekijken en aan elkaar doorgeven. Beeldmateriaal ter ondersteuning moest gezocht worden in kranten, reclamefolders, tijdschriften of (bibliotheek)boeken. Een paar krenten uit die beschouwelijke pap zie je hieronder:
Verwant aan de opdracht ‘De Stad’ qua thematiek en doelstellingen (ruimte d.m.v. groot-gedetailleerd-dichtbij/ klein-vaag-veraf, overlapping en afsnijding) is de opdracht ‘Dakschap’, een kijkje vanaf een hoger gelegen standpunt over de daken van een stad of dorp. Deze opdracht was één van de eerste tekenopdrachten die ik vanaf 1996 klassikaal met mijn leerlingen (in dit geval eveneens brugklassers) op de computer deed.
Voor meer klassikale tekenopdrachten op de computer kijk je hier!