Toen in 1975 de nieuwbouw van de KSE werd opgeleverd was de aula, in overleg met de toenmalige dramadocent Ad Bierbooms, ingedeeld naar de ’toneelnormen’ van de zeventiger jaren. Er was een speelkuil en het podium was relatief breed en ondiep. Het idee was dat toneel en andere voorstellingen zich vooral in de kuil zouden afspelen, tussen en zo dicht mogelijk bij het publiek.
In de praktijk werd echter steeds vaker gespeeld op het podium zelf, waar links en rechts van plaatmateriaal afscheidingen werden opgebouwd om de toneelopening wat minder breed te maken en om er achter decors en rekwisieten kwijt te kunnen . Dat was al een verbetering maar het podium werd daar natuurlijk niet dieper op…
Bij verschillende voorstellingen zoals ‘Galileo Galileï’, ‘Onder het melkwoud’ en ‘De wijze kater’ die we in de loop der jaren gespeeld hebben werd een ‘vast’ decor gebouwd om al te veel (ingewikkelde) changementen te voorkomen. Met licht of door elementen aan het decor toe te voegen of weg te nemen werd dan duidelijk waar de scène zich afspeelde. Ook is er driftig geëxperimenteerd met alternatieven voor zo’n vaste achtergrond.
In 1992, lang voor het bestaan van computers, beamers, Photoshop of Powerpoint, hebben we voor de musical ‘De kampioen van vrijdagavond’ voor het eerst gewerkt met synchrone dia projecties op drie schermen. Zoals op de tekening hieronder te zien is werd tegelijkertijd op het middelste scherm en de twee zijpanelen geprojecteerd. Na een black-out (volledig donker podium) speelde het orkest 3 tellen en na de derde tel werden precies tegelijkertijd de dia’s geprojecteerd. Iedere dia liet het begin van een scène zien.
De spelers waren als in een stripverhaalplaatje afgebeeld in de omgeving waarin e.e.a. zich afspeelde en stonden of zaten , als de dia verdwenen was en het toneellicht aangegaan was, in exact dezelfde houding en kledij als op het plaatje op het toneel. Tijd en plaats werden, net als in een stripverhaal in een kader van het geprojecteerde plaatje aangegeven. Tegen de neutrale achtergrond van het achterdoek werd er dan verder gespeeld.
Je kunt je voorstellen dat het de nodige repetities vergde voordat orkest, spelers en de bedieners van de projectoren volledig ingespeeld waren op elkaar! De musical ‘De kampioen van Vrijdagavond’ speelde zich af in de wereld van bandjes, talentenjachten, malafide impresario’s en de nodige liefdesgeschiedenissen ontbraken uiteraard ook niet. De vele plaatsen van handeling (zie de plaatjes hieronder) en het tijdselement werden door het stripverhaalidee prima duidelijk gemaakt en tijd rovende changementen waren er niet bij op deze manier.
Voor spelers en kijkers was dit één van de leukste producties uit die jaren! Mijn goede collega muziek Kees Gobbens had de muzikale leiding over een swingend orkest waarin Marjolein Reitsma saxofoon speelde. Deze vrolijk er op los toeterende jonge dame zou later furore maken als singer-songwriter en samen met oud-KSE-er Lotte van Dijck (als duo Kirke) en later als soliste (onder de naam Leine) de Grote Prijs van Nederland winnen. De regie had collega Nederlands Riet Schoondermark die echter enige tijd later aan een slopende ziekte zou overlijden…
In de jaren die volgden zou met de opkomst van de computer en de beamer achtergrondprojectie heel gewoon worden, maar op de KSE werd er al vroeg ‘analoog’ mee geëxperimenteerd!
‘De Kampioen van Vrijdagavond’ was een door het musicalteam bewerkt stuk naar idee van Rob en Ed van Otterdijk en Jan Smeets.