Vanaf mijn middelbare schooltijd heb ik eigenlijk altijd al een gezonde hekel aan wiskunde gehad. Ik was er geen kei in op het gymnasium, maar wist, mede dankzij op dit gebied wat meer getalenteerde buurlieden toch meestal wel de schade voor meetkunde en algebra te beperken tot een vijf of een klein zesje. Op de academie was het ook nog niet gedaan met de exacte ellende: beschrijvende meetkunde en perspectiefleer vielen ons tijdens de MO-A studie ten deel, en omdat die vakken op redelijk pittig HTS-niveau gegeven werden, had ik daar nog een hele kluif aan.
Gelukkig was daar mijn studiegenoot Nies den Engelsen die mij en de andere klasgenoten die van deze vakken minder kaas gegeten hadden, regelmatig bijles gaf hetgeen echter steeds ontaardde in stevig drankgebruik aan het einde van de avond…
Toen echter mijn KSE-collega’s wiskunde mij vroegen deel te nemen aan een Escherproject met twee toenmalige brugklassen, was ik ondanks alle vrij negatieve wiskunde ervaringen uit het verleden, meteen om. Mijn collega’s wiskunde, Jolanda Schoenmakers en Hub Delahaij kaartten in hun lessen het onderwerp aan aan de hand van een speciaal nummer van het wiskundetijdschrift Pythagoras. Vooral de vlakvullingen met hun overgangen en de onmogelijke figuren kwamen hierbij aan de orde bij hen. Na deze inleidende wiskundelessen kwamen de brugpiepers in mijn lessen en maakten zij hun eigen versies van vlakvullingen en onmogelijke figuren. Met de uiteindelijke resultaten hebben we deel genomen aan een tekenwedstrijd die door het blad Pythagoras was uitgeschreven. Als men de basis : de truc van de ‘Penrose driehoek’ (het goochelen met overlappingen en schaduwpartijen) eenmaal doorhad, was ook het werk van Escher al vrij snel te doorzien en kon men met goede kans van slagen beginnen aan de eigen interpretaties. Er werd door de leerlingen met veel plezier en ambitie gewerkt en soms waren de constructies zo zinsbegoochelend dat men van tijd tot tijd afstand moest nemen van de tekening om niet helemaal zeeziek te worden. Er werd gewerkt met potlood en kleurpotlood, soms met liniaal, driehoek en passer, maar meestal toch wel uit de vrije hand. Op zaterdag 7 november 1998 vond op kasteel Groeneveld in Baarn de prijsuitreiking van deze tekenwedstrijd plaats. Ook was daar een expositie ingericht van de voor een prijs genomineerde werkstukken. Als je weet dat er meer dan 600 inzendingen waren zul je begrijpen dat we erg trots waren toen we hoorden dat de jury, bestaand uit wiskundigen en kunstenaars, beslist had dat de KSE deelnemers in de categorie ‘klassenwerk’ de tweede prijs verdiend had! Deze prijs bestond uit 500 gulden en en kunstwerk van Koos Verhoeff, voorstellend een onmogelijke figuur. Namens onze winnende brugklassers die van het prijzengeld elk een boekenbon ontvingen, namen Jolanda en ik daar de prijzen met gepaste trots in ontvangst.
Hieronder nog een presentatie met meer werkstukken uit deze serie!