In 1989 zijn we alweer een tijdje examenvak op VWO. Anders dan op Havo, waar alleen kunstgeschiedenis/ kunstbeschouwing in een Centraal Examen (CSE KG/KB) getoetst wordt, bevat het Centraal Examen op Vwo ook een praktijkonderdeel: het CPE ofwel het Centraal PraktischExamen.
De eisen daarvoor waren als volgt: In een termijn van vier maanden moet werk worden gemaakt dat is gebaseerd op de door jou gekozen opgave. De zittingsduur van het examen is vastgesteld op 1400 minuten. Materiaal en werkwijze kunnen vrij gekozen worden voor zover ze binnen de mogelijkheden van de school liggen. Uit de schetsen, studies en eindwerkstukken die je tijdens het examen maakt, stel je zelf een collectie samen. De door jou samen te stellen collectie moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
- algemeen: in de collectie moet zichtbaar zijn welke uitgangspunten je hebt gekozen met betrekking tot de inhoud en de vormgeving van het gekozen thema. Bovendien moet te zien zijn dat je op een weloverwogen wijze de (eventuele) voorstelling, beeldende aspecten, materialen en technieken hebt gekozen én gehanteerd, die van belang zijn voor het beeldend vormgeven op grond van je uitgangspunten.
- omvang: de collectie bestaat uit een verzameling van schetsen en/of studies en één of meer eindwerkstukken, die een onderlinge samenhang vertonen en die het gehele werkproces van beeldend vormgeven weergeven.
- opgave: in de collectie moet zichtbaar zijn welke opgave je hebt gekozen.
- inhoud: in de collectie moet zichtbaar zijn welk(e) uitgangspunt(en) je hebt gekozen met betrekking tot de inhoud.
- vormgeving: in de collectie moet zichtbaar zijn welke uitgangspunten je hebt gekozen ten aanzien van de vormgeving.
- proces: uit de collectie moet blijken dat je het thema beeldend hebt onderzocht. Dit betekent dat je door middel van schetsen en studies alternatieven en tussenoplossingen hebt ontwikkeld en daaruit hebt gekozen bij de voortgang van het beeldend onderzoek.
Hieronder een voorbeeld van zo’n CPE en de weg daar naar toe. Peggy van Oers deed in het schooljaar 1988-1989 examen. Voor het schoolexamen praktijk putte ik meestal uit opdrachten van CPE’s uit voorgaande jaren. Peggy koos daaruit voor een gedicht van Jan Vercammen:
Gij vergezelt me tot aan de grens
misschien tot even verder maar keert terug
in een rijk van kleurige duisternissen.
In die tijd werkte ik samen met de leerlingen in de bovenbouw regelmatig met allerlei grafische technieken zoals de droge naald ets. De eerste afbeelding laat een droge naald ets van Peggy zien die ze maakte in de vierde klas. Zoals te zien is op de 3e afbeelding koos ze voor het eindwerk van dit schoolexamen ook voor deze techniek waarbij ze de uiteindelijke ets met aquarelverf inkleurde. Meer over die lessen grafiek vind je hier.
Voor het ‘echie’, het CPE in 1989 maakte Peggy deze opdracht:
In de loop van vier weken voor de opening van een nieuw café verschijnt een serie van vier affiches. Ontwerp voor elke week één affiche, waarop je steeds iets meer onthult… In de collectie moet het hele proces van ontwerpen zichtbaar zijn: de ontwikkeling van het beeldmotief (of de beeldmotieven), vormgeving van de letters en teksten (korte teksten, alleen ter ondersteuning), de tekst dient in het beeld te zijn verwerkt. De collectie moet ten minste bestaan uit: één complete serie van vier affiche-ontwerpen op klein formaat, één affiche uit die serie op ware grootte uitgewerkt.
Hieronder zie je delen van het proces (schetsen, experimenten, etc.) en daarbij valt de collage-achtige werkwijze op. Vandaag zou je zo’n opdracht met de computer uitvoeren. Wellicht zou het resultaat wat gelikter zijn, maar dit ‘ambachtelijk werk’ mag er zeker ook zijn!
Meer werk van Peggy vind je hier.
Meer voorbeelden van Centraal Praktische Examens en Schoolexamens zijn hier, hier en hier te bekijken.