Dit is alweer aflevering 150 van mijn blog! Ditmaal over de kunstacademie, vroeger en nu. Binnenkort begint het feest weer: eindexamenkandidaten gaan met knikkende knietjes en met mappen gevuld met hun portfolio naar de diverse academie’s in den lande om daar te laten onderzoeken of ze wel genoeg talent hebben om op de opleiding toegelaten te worden. ‘In mijn tijd’ (eind zestiger jaren) was een middelbare school diploma en een positief antwoord op de vraag ‘Teken je graag?’ voldoende om binnen te komen.
Maar als je dan binnen was begon het feest pas. Lees hieronder de 10 dingen die je moet weten als je naar de academie gaat en onder elk punt cursief mijn eigen bevindingen (‘opa vertelt’). Wie weet heb je er wat aan! Op dit blog heb ik al overigens eerder geschreven over mijn academietijd en het werk dat ik daar gemaakt heb.
Bron van deze 10 punten is het magazine Mr. Motley en dat verhaal heb ik al eerder op mijn Facebookpagina geplaatst.
10 DINGEN DIE JE MOET WETEN ALS JE NAAR EEN KUNSTACADEMIE GAAT
1. Mocht je als kind altijd met veel plezier getekend hebben: bereid je voor, dat wordt er grondig uit geramd. Eenmaal van de academie kan het jaren duren voor je dat plezier weer enigszins terugvindt.
Klopt!!!! Mijn hele leven, vanaf mijn derde jaar, heb ik al getekend. Ik was (en ben) een ‘eideticus‘. Wat ik in mijn hoofd zie kon en kan ik zò op papier zetten. Tekenen naar de waarneming en van daaruit werken was iets wat me op de academie heel veel tijd en moeite gekost heeft: ik had het idee dat ik niets goed deed en alles wat ik vroeger gekoesterd had en wat me succes gebracht had, weg moest gooien. Bovendien was ik een geboren tekenaar, wilde je me aan het schilderen krijgen dan moest je me een pistool op de borst zetten. Had wellicht ook te maken met het feit dat bij mijn keuring voor militaire dienst gebleken was dat ik een vorm van kleurenblindheid zou hebben….. Het eerste jaar kwam ik met de hakken over de sloot door, het tweede jaar dreigde ik zelfs van de acadmie gestuurd te worden, maar gelukkig staken mijn ouders daar een stokje voor en heb ik daarna de opleiding (MO A en MO B) in één streep afgemaakt: hou dus vol! de aanhouder wint!
2. Anders dan als je scheikunde studeert, bestaat er geen universele waarheid in de kunst. Leraren gaan met de grootste stelligheid dingen verkondigen die volkomen tegen elkaar indruisen. Wel is het meestal zo dat als al je leraren je werk slecht vinden dat ook zo is.
Het viel niet altijd mee om er achter te komen wat een docent nou eigenlijk precies van je wilde. Het is zelfs wel eens voorgekomen dat pas na bezoek aan een expositie van een zekere docent na het zien van zijn werk het kwartje viel: ‘Oooh, moet het zooooo!’
3. Elke academie en daarbinnen elke afdeling heeft bepaalde codes van wat wel kan en niet kan. Wees je je er bijvoorbeeld van bewust dat ze bij fotografie vooral de neiging hebben om een werk ‘een beetje te veel een grap’ te vinden terwijl op een andere afdeling het grootst mogelijke verwijt kan zijn dat een werk zichzelf te serieus neemt.
‘In mijn tijd’ was relativeren vaak niet aan de orde: elke docent nam zichzelf en zijn vak bijzonder serieus. Gunstige uitzondering was docent schilderen Nico Molenkamp. ‘Gewoon lekker schilderen jongens!’ En dat deden we maar al te graag in zijn lessen, hoewel ik daarbij (vooral bij aquarelleren) vaak geworsteld heb met mijn vermeende kleurenblindheid, wat mijn zelfvertrouwen wel eens een deuk gegeven heeft.
4. Van alle tijd die je met school bezig bent gaat slechts een derde op aan werk maken. Een evenredig groot deel gaat op aan praten over werk en anderen horen praten over de werk. De overige tijd gaat op aan nadenken over hoe je jezelf kunt blijven motiveren werk te maken en niet alleen meraar depressief thuis te zitten.
Dat was vroeger wel anders: je was verplicht heel schools de lessen te volgen volgens rooster en de concierge kwam dagelijks de absenten opnemen! ‘Piekerverlof’ of spijbelen was er niet bij ( hoewel het ook wel eens voorkwam dat ik, samen met mijn vrienden, na de absentencontrole er tussen uit kneep voor een dagje stappen in Antwerpen of Rotterdam). Voor evaluatie was relatief weinig tijd en ruimte, dat ging tijdens het werken. Mijnheer Molenkamp schilderde dan vaak en stukje voor en dan kon je, geinspireerd en wel, zo weer verder. Het was meer een kwestie van ‘Niet lullen maar poetsen’.
5. Die laatste bezigheid is ook echt heel belangrijk. Je bent geen fabriek die aan kan en dan zomaar kunst kan produceren. Je gaat je eindeloos suf piekeren over vragen als ‘is het belangrijker om nu ik eindelijk in een werkflow zit door te blijven werken aan mijn elastiekjessculptuur of is het belangrijker dat ik naar school ga zodat ik m’n les kunsttheorie niet mis?’
‘In mijn tijd’ deden we daar dus niet aan ( en ik denk ook niet dat ik het gemist heb).
6. Je gaat les krijgen van leraren die je echt heel erg verschrikkelijk slecht vindt. Leraren waarvan je, heel cliché, gaat vinden dat ze enkel lesgeven omdat het mislukte kunstenaars zijn. Je zou daar ook zomaar gelijk in kunnen hebben. Toch moet je een manier vinden om daar mee om te gaan. Wat de beste manier is weet je nooit van te voren. Soms was het inderdaad beter geweest om jezelf een hoop frustratie te besparen en weg te blijven van al zijn lessen. Soms blijkt dat die heel erg verschrikkelijke leraar vooral zo heel erg verschrikkelijk is omdat hij zo heel erg verschrikkelijk gelijk heeft.
Er waren inderdaad docenten bij die ik ‘gehaat’heb: er was er een die mooi weer speelde in je gezicht (‘lekker bezig Sjaak’) en je vervolgens naaide met een onvoldoende, er waren er van wie je totaal niet snapte wat ze nou eigenlijk bedoelden (zie hierboven), maar het merendeel was vriendelijk, soms wat saai ,maar ook vaak inspirerend, enthousiasmerend en innemend. Op mijn MO B opleiding (de laatste twee jaar van mijn studie) heb ik les gehad van uitstekende docenten! Sommige docenten heb ik tijdens mijn hele studie (5 jaar) ‘gehad’. Da’s wel wat lang……
7. Welke afdeling je kiest, je zult altijd een ‘het gras is altijd groener aan de overkant’-gevoel houden en je afvragen of je niet veel beter op je plaats was geweest tussen die goed geklede sexy jongens en meisjes van ‘graphic design’.
Op de onderwijsopleiding waar ik op zat ( Academie voor opleiding tot tekendocenten heette het destijds officieel) had je maar een paar opleidingen: Nht (lesbevoegdheid voor ambachts- en huishoudscholen), N11 (bevoegdheid om les in handwerken en textiele werkvormen te geven, daar zaten de ‘N-elfjes’) en MO A(onderwijsbevoegdheid onderbouw Havo/Vwo en Mavo) en MO B(onderwijsbevoegdheid bovenbouw Havo,Vwo, Gymnasium)
8. De eerste paar jaar ga je waarschijnlijk veel werk maken met jezelf in de hoofdrol. Jezelf gephotoshopt terwijl je met jezelf zoent. Foto’s van jezelf waarin je een interactie met de omgeving aangaat. Een filmpje met je gezicht terwijl het vertelt over jeugdtrauma’s of klaarkomt of probeert te huilen of zo lang mogelijk probeert niet te knipperen terwijl er pakken vla overheen worden gegoten. Oordeel niet te hard over de hoeveelheden narcistische kunst die je voor je kiezen krijgt de eerste jaren, het is een fase, de meeste houden er aan het einde van hun academietijd weer mee op.
Het zal je niet verbazen: voor egotripperij en navelstaarderig gedoe was op mijn opleiding destijds geen ruimte. Wat dat betreft was het allemaal best wel heel ambachtelijk en down to earth, al kwam er soms wel wat luchtfietserij voor natuurlijk.
9. Leraren bij wie je echt het gevoel hebt een soulmate gevonden te hebben kan je proberen bij te houden, eventueel voor de rest van je leven. Leraren op academies houden lang niet altijd strikt vast aan een officiële leraar/leerling-verhouding. Sommigen vinden het prima om vrienden met studenten te worden. Anderen om ook na je academietijd nog werkbesprekingen te hebben. Weer anderen zullen je vragen voor ze te werken of je aanraden in de grotemensenkunstwereld. En ook als je graag met je leraren naar bed wil, dan is daar op kunstacademies gemiddeld meer ruimte voor dan op andere leerinstellingen.
Met onze docenten waren we over het algemeen niet zo close, enkele uitzonderingen daar gelaten. Bij mijn psychologiedocent Mhr. Croonen ben ik wel eens thuis ‘op audiëntie’ geweest toen ik tijdens mijn MO B opleiding les gaf op het Stedelijk Gym in Den Bosch en daar zijn zoon Jaap in de klas had ( ‘Jansen, 6+ ìs geen cijfer’). Mijnheer Molenkamp (docent schilderen) liet altijd een bus naar Galerie Schoots in Eindhoven rijden als hij daar weer eens een expositie opening had. Meestal verkocht ie dezelfde avond het geëxposeerde werk uit wat steevast gevierd werd met veel (gratis) drank.
10. Als je ergens van nature al heel goed in bent, dan kan je er zeker van zijn dat al je leraren daar het meest kritisch over gaan doen. Ze willen niet dat je maakt wat je toch al kan, maar dat je nieuwe dingen probeert. Niet ‘produceren’, maar ‘onderzoeken’. Dus denk niet automatisch als al je leraren je talent voor schilderen met de grond gelijk maken dat je ook echt niet kan schilderen. Dit lijkt in tegenspraak met het tweede advies en dat is het ook, maar dat vele dingen naast elkaar kunnen bestaan is misschien wel het belangrijkste wat je leert op de academie.
Als huidige academiekandidaten goed les hebben gehad weten ze het: proces en beeldend onderzoek zijn zeker zo belangrijk als het eindresultaat,en zo heb ik het mijn leerlingen ook altijd voorgehouden. Ook werden mijn schatten steeds uitgedaagd de bekende wegen te verlaten en zich ook eens in wat nieuws te storten. Voorbeelden daarvan te over in dit blog! Niks nieuws dus onder de artistieke zon!
Aan iedereen die het betreft: heel veel succes bij de diverse toelatingsprocedures!!!
Mister Motley is een magazine over beeldende kunst dat kunst en leven aan elkaar knoopt. Het is opgebouwd uit zes thema’s: Art & Everyday Life, Salon, Motleys Diary, Paper Podium, How to Live en Motley College.