Joris van Lanckvelt, beter bekend onder zijn humanistennaam Georgius Macropedius, werd in 1487 in Gemert (N.-Br.) geboren. Hij was leraar aan de stadsscholen van ‘s-Hertogenbosch, Luik en Utrecht. In 1558 stierf hij in ‘s-Hertogenbosch, waar hij begraven werd in de fraterskerk. Macropedius was in de 16e eeuw in West-Europa een bekend man.
Zijn roem dankte hij niet alleen aan zijn schoolboeken, maar vooral aan zijn Latijnse toneelstukken, die overal werden gedrukt en opgevoerd. Toen het Stedelijk Gymnasium in 1974 125 jaar bestond werd besloten het toneelstuk Bassarus op te voeren, een van de belangrijkste toneelstukken van zijn hand. Ik had het genoegen daarbij, als docent tekenen op het Stedelijk in die jaren, de decors te mogen ontwerpen en uitvoeren.
In overleg met regisseur Peter van de Gruiter, oud leerling van het Stedelijk en afgestudeerd in theaterwetenschappen, werd besloten om verrijdbare decors te maken. De twee belangrijkste figuren, koster Bassarus en de pastoor, zouden in die opzet hun eigen huis als decor het toneel opduwen. Verder was er nog een knekelhuis nodig, en voor het koor wat tussen de verschillende bedrijven in liederen het vertoonde moest samenvatten en het volgende bedrijf moest aankondigen, moest het narrenschip van Jeroen Bosch nagebouwd worden om vervolgens met de narren aan boord, tussen de bedrijven het podium op en af gereden geworden te worden. De ontwerpen en maquettes voor deze decors zie je hier:
Het narrenschip moest plaats bieden aan vier personen en werd daarom opgedeeld in twee ‘plans’ waartussen de narren konden plaatsnemen en een achtergrond. Het knekelhuis werd geschilderd met fluoriserende verf, zodat bij een volledige black-out op het podium de skeletten en de oogkassen in de schedels zouden blijven nagloeien. Ook moest er nog een galg komen met twee skeletten. Die schattebouten werden ook met deze licht gevende verf behandeld. Als de griezelscène waarin deze decors gebruikt werden begon weerklonk het intro van Black Sabbath’s ‘Black Sabbath’.
Het schilderwerk werd in een leeg staand schoolgebouw in de binnenstad op de vrije zaterdagmiddagen gedaan, samen met een zestal leerlingen (Tits, Hans, Frans,Pieter, Annemarie en Judith) uit de 5e en de 6e die zich daarvoor hadden opgegeven. Na het schilderwerk was dan een gang naar mijn stamkroeg destijds het logische vervolg om samen het weekend waardig op te starten. Ook bij het programmaboekje werd er bijstand verleend door een leerling: Hans Burgerhof (die ook meespeelde) verzorgde op zijn geheel eigen cartoon-achtige wijze de advertenties!
Omdat de oorspronkelijke teksten te oubollig waren en moeilijk te volgen zouden zijn werd de hele tekst bewerkt. Voor de liedjes en liedteksten waren Antoine Uitdehaag ( een studievriend van regisseur Peter) en Jan Tervoort verantwoordelijk. Het jaar ervoor (1972) hadden zij het Oeteldonks Kwèkfestijn gewonnen en met dit nummer in de Nederlandse top 40 zelfs in 1973 een carnavalshit gehad!
Beiden zouden op het feest na de voorstelling optreden met hun cabaretprogramma waarmee zij een jaar later in 1975 onder de naam “Hoe Raak” het nationaal cabaretfestival Cammaretten zouden winnen. Over de voorstelling kunnen we kort zijn: voor een uitverkochte stampvolle grote Casinozaal werd een waar spektakel aangericht. Deze Bassarusbewerking, waar leerlingen, docenten en oud-leerlingen hun beste krachten aan gegeven hebben was een ware klapper waaraan ik na al die tijd nog de beste herinneringen heb!